X

Nieuwe inzichten behandeling van eetbuistoornis in onderzoek van Mirjam Lammers

4 oktober 2024 – Het promotieonderzoek van Mirjam Lammers, klinisch psycholoog en psychotherapeut bij GGNet Amarum, biedt nieuwe inzichten voor de behandeling van een eetbuistoornis, ook wel binge eating disorder genoemd. Lammers onderzocht de effectiviteit van dialectische gedragstherapie, aangepast voor eetbuistoornis, en vergeleek deze met de huidige voorkeursbehandeling, cognitieve gedragstherapie. Op dinsdag 8 oktober verdedigt Lammers haar proefschrift ‘Op weg naar verbetering van behandelresultaat voor eetbuistoornis: een vergelijking tussen CGT en DGT’ aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Eetbuistoornis: een onderbelichte maar wijdverspreide aandoening
Binge eating disorder (BED) is de meest voorkomende eetstoornis; 2,8% van alle vrouwen en 1% van alle mannen voldoet ergens in het leven aan de criteria voor BED. Ter vergelijking: bij anorexia nervosa en boulimia nervosa is dit respectievelijk 1,4% en 1,9% voor vrouwen en 0,2% en 0,6% voor mannen (Galmiche et al., 20191).

Mensen met BED hebben last van eetbuien waarbij in korte tijd grote hoeveelheden worden gegeten en controleverlies wordt ervaren. De stoornis gaat vaak gepaard met ernstige lichamelijke aandoeningen zoals obesitas en diabetes en psychische aandoeningen zoals angst- en stemmingsstoornissen.

Aanleiding en focus van het onderzoek
Bij de behandeling van BED is cognitieve gedragstherapie (CGT) de meest ingezette behandeling. CGT is namelijk de best onderzochte en meest effectief gebleken behandeling. CGT richt zich voornamelijk op de overwaardering van lichaamsvorm en -gewicht. Dit betekent dat iemands zelfbeeld voor een belangrijk deel bepaald wordt door het getal op de weegschaal en door lichaamsvormen. Ondanks de effectiviteit van CGT, blijft ongeveer de helft van de patiënten met BED na deze behandeling last houden van eetbuien. Dit benadrukt de noodzaak tot het onderzoeken van andere behandelmethoden.

In het onderzoek van Lammers is de effectiviteit van een intensief CGT-programma (CGT+) vergeleken met een relatief nieuwe behandeling: dialectische gedragstherapie aangepast voor BED (DGT-BED). Daarbij is ook onderzocht of het effect van beide behandelvormen voorspeld kan worden op basis van patiëntkenmerken. Met andere woorden: valt vooraf te voorspellen welke patiënten meer baat hebben bij de ene en welke bij de andere therapie?

Dialectische gedragstherapie: een veelbelovende aanpak
DGT-BED legt de nadruk op het herkennen van en omgaan met emoties. Lammers legt uit: “De theorie achter DGT-BED stelt dat eetbuien worden getriggerd door negatieve emoties en dat de eetbuien een poging zijn om met deze emoties om te gaan. DGT-BED leert patiënten daarom emotieregulatievaardigheden als vervanging voor eetbuien. Je kunt denken aan het bewust worden van wat je voelt zonder er meteen een oordeel over te hebben, het delen van wat je bezighoudt of afleiding zoeken bij hevige emoties.”

Belangrijke bevindingen
Uit het onderzoek blijkt dat CGT+ en DGT-BED de klachten in redelijk vergelijkbare mate verminderen. Beide behandelingen verminderen het aantal eetbuien op lange termijn even goed. Een voordeel van DGT-BED is dat het per sessie bijna de helft van de tijd korter duurt, wat het waarschijnlijk kostenefficiënter maakt. Dit maakt DGT-BED tot een interessante behandeloptie en een mogelijk alternatief voor CGT. Zeker voor patiënten met hoge scores op emotioneel eten of veel moeite met het herkennen van gevoelens.

De DGT-BED behandeling kan verder worden verbeterd door extra aandacht te geven aan zorgen om lichaamsvorm, overwaardering van lichaamsvorm en -gewicht, emotioneel eten, het herkennen van gevoelens en depressieve klachten.

Toekomstige stappen en aanbevelingen
Lammers’ onderzoek biedt waardevolle inzichten voor therapeuten in de geestelijke gezondheidszorg en draagt bij aan de verbetering van het behandelresultaat voor mensen met BED. Ze pleit voor verder onderzoek naar de effectiviteit van DGT-BED, vooral voor de groep die niet profiteert van CGT, en voor aanpassingen aan bestaande behandelprotocollen om de effectiviteit voor verschillende patiëntengroepen te optimaliseren.

Verdediging proefschrift
De verdediging van het proefschrift vindt plaats op dinsdag 8 oktober 2024 om 16.30 uur en is online te volgen via de website van Radboud Universiteit Nijmegen.

Over Mirjam Lammers
Mirjam Lammers (1968) is klinisch psycholoog-psychotherapeut en wetenschappelijk onderzoeker bij GGNet Amarum, expertisecentrum voor eetstoornissen in Nijmegen en Warnsveld. Haar promotieonderzoek deed zij bij het Behavioural Science Institute van de Radboud Universiteit. Haar jarenlange ervaring bestrijkt een breed gebied waarbij haar expertise ligt in het werken met mensen met eetstoornissen. Ze is actief betrokken bij verschillende nationale organisaties, waaronder de Nederlandse Academie voor Eetstoornissen en TOPGGz, en was lid van de werkgroep Zorgstandaard Eetstoornissen (2015 -2017). Ze zet zich in voor het toegankelijk maken van kennis over diagnostiek en behandeling van eetstoornissen onder andere door bij te dragen aan (hand)boeken en door les te geven. Lammers is overtuigd van de meerwaarde van de wisselwerking tussen behandelen en wetenschappelijk onderzoek en zoekt dan ook actief de verbinding tussen deze twee terreinen.

1 Galmiche, M., Déchelotte, P., Lambert, G., & Tavolacci, M. P. (2019). Prevalence of eating disorders over the 2000–2018 period: a systematic literature review. American Journal of Clinical Nutrition, 109, 1402–1413.

Bron: ggnet.nl

Dit bericht is 234 keer gelezen.

Redactie:

This website uses cookies.