8 december 2015 – Niet alle hulpbehoevende kinderen in Nederland krijgen overal dezelfde steun. Dat stelt Kinderombudsman Marc Dullaert in de Kinderrechtenmonitor 2015. Iedere gemeente kan zelf bepalen hoe zij omgaat met kinderen die bijvoorbeeld in armoede leven of met geweld te maken hebben.
Hierdoor ontstaat landelijke ongelijkheid. “Terwijl het niet uit zou moeten maken waar je woont”, aldus Duelleert. “De Rijksoverheid heeft het Kinderrechtenverdrag ondertekend, maar de naleving hiervan kan niet worden uitbesteed aan gemeenten”, zegt hij.
Arme kinderen zijn beter af in Amsterdam, Oude Pekela of Almelo. Die gemeenten steunen deze kinderen, waardoor ze bijvoorbeeld lid kunnen worden van een sportclub of meekunnen met een schoolreisje. Zo belanden kinderen niet in een sociaal isolement, aldus de ombudsman. In Utrecht is de armoedehulp minder goed geregeld.
In hetzelfde rapport uit Dullaert ook zijn zorgen over kinderen die met hun ouders of alleen zijn gevlucht naar Nederland. “Niet alle opvanglocaties bieden onderwijsmogelijkheden of psychische hulp. Daarnaast is het niet goed voor de ontwikkeling als ze in een korte tijd vaak moeten verhuizen.”
Kinderrechtenmonitor
De Kinderrechtenmonitor 2015 brengt in beeld hoe het met kinderen is gesteld in 2014. Aan de hand van cijfers, nieuwe wetgeving, relevante rechterlijke uitspraken, beleidsontwikkelingen en onderzoeken geeft deze monitor inzicht in de ontwikkelingen waarmee kinderen en jongeren te maken hebben. In zijn slotbeschouwing neemt de Kinderombudsman ook relevante ontwikkelingen uit 2015 mee.
Bekijk hier de Kinderrechtenmonitor 2015 (Pdf, 220 pagina’s)
Bron: nu.nl
Dit bericht is 2457 keer gelezen.