X

Inzichten in exposure-therapie voor OCD

27 september 2024 – In de OCDnet lunchwebinar op 26 september 2024 deelde Patricia van Oppen, professor psychiatrie en psychotherapie bij Amsterdam UMC en GGZ inGeest, inzichten en richtlijnen rond exposure-therapie voor OCD. Ze benadrukte hoe belangrijk exposure blijft voor de behandeling van angststoornissen en obsessieve-compulsieve stoornissen (OCD), maar ging ook in op recente ontwikkelingen in het vakgebied.

Van Oppen begon met de opmerking dat recente multidisciplinaire richtlijnen CGT aanbevelen als eerste stap bij OCD, waarbij exposure en responspreventie (ERP) centraal staan: “In de richtlijnen wordt CGT vermeld, maar met de belangrijke opmerking dat exposure en responspreventie daarbij centraal staan.” Hoewel CGT als overkoepelende behandeling wordt genoemd, benadrukte ze dat de nadruk specifiek op exposure en responspreventie ligt, waarbij cognitieve technieken vaak ondersteunend worden ingezet.

De evolutie van exposure
Van Oppen gaf vervolgens een overzicht van de historische ontwikkeling van exposure-therapie. Ze verwees naar het klassieke werk van Pavlov, Mary Cover-Jones en Wolpe, die belangrijke bijdragen hebben geleverd aan ons begrip van conditionering en systematische desensitisatie. Ze noemde ook meer recente theoretische kaders, zoals het inhibitiemodel van Michelle Craske, dat tegenwoordig een belangrijke plaats inneemt: “Vanaf de jaren 90 tot nu is eigenlijk Michelle Craske heel centraal met het inhibitiemodel.” Dit model legt de nadruk op het leren remmen van angstreacties door nieuwe, veilige associaties te creëren tijdens exposure.

Belangrijke principes van moderne exposure
Een belangrijk aspect dat Van Oppen aanhaalde, was de verschuiving in focus binnen exposure-therapie: “Het accent wordt tegenwoordig gelegd op het ophalen van de geleerde kennis tijdens exposure.” In plaats van enkel te richten op de angstvermindering, ligt de nadruk nu meer op het uitdagen en corrigeren van de verwachtingen van de patiënt. Het veranderen van die verwachtingen vormt de kern van de therapeutische vooruitgang.

Ze benadrukte het belang van het creëren van een maximale mismatch tussen de verwachtingen van de patiënt en wat er werkelijk gebeurt tijdens exposure: “In de nieuwe richtlijnen van exposure wordt gezegd dat het belangrijk is om een maximale mismatch met de verwachting te hebben.”Dit betekent dat therapeuten patiënten moeten helpen om te zien dat de gevreesde uitkomsten vaak niet werkelijkheid worden, waardoor de angst geleidelijk afneemt.

Uitdagingen en veelgemaakte fouten
Een interessante observatie die Van Oppen deelde, is dat exposure in de praktijk vaak te voorzichtig wordt toegepast: “Het ondergebruik van exposure gebeurt nog steeds veel in de praktijk, dat we te voorzichtig zijn in het gebruik ervan.” Ze legde uit dat therapeuten vaak geneigd zijn om met minder uitdagende oefeningen te beginnen, waardoor het therapeutische effect kan verminderen. Dit komt vaak voort uit een natuurlijke neiging om de patiënt niet te overweldigen of om voorzichtigheid te betrachten bij het opbouwen van exposure.

Ze benadrukte echter dat moeilijke opdrachten soms sneller tot verandering kunnen leiden, mits goed uitgevoerd: “Als je met een moeilijke exposure opdracht begint, kan het juist veel beter generaliseren naar eenvoudigere situaties en zorgt het voor een snellere vooruitgang.”

Een ander aandachtspunt dat ze naar voren bracht, is de rol van cognitieve interventies in combinatie met exposure. Hoewel cognitieve technieken soms nuttig zijn, kunnen ze ook een remmend effect hebben als ze verkeerd worden ingezet: “Cognitieve interventies kunnen mogelijk remmend werken voor of tijdens exposure.” Van Oppen raadde therapeuten aan om deze technieken strategisch te gebruiken en afleiding tijdens exposure zoveel mogelijk te beperken.

Een voorbeeld uit de praktijk
Van Oppen illustreerde haar punten met een praktijkvoorbeeld van een patiënt met OCD die bang was om anderen te verwonden in zijn slaap. De exposure-oefening die ze uiteindelijk gebruikte, was uitdagend: “De ultieme blootstelling was wakker met de handen boven de dekens, terwijl zijn vrouw aan het slapen was, dicht bij zijn vrouw liggen, met een hamer op het nachtkastje.” Deze opdracht, hoewel voor zowel de patiënt als de therapeut erg stressvol, resulteerde in significante vooruitgang en het afnemen van de angst voor gewelddadige impulsen.

Exposure-therapie in de praktijk: Belang van huiswerk en herhaling
Van Oppen benadrukte ook het belang van het consequent uitvoeren van huiswerkopdrachten om het leerproces te versterken: “Oefening baart kunst en dat geldt voor alles, ook voor exposure.” Ze verwees naar onderzoek dat aantoont dat patiënten die consistent thuis oefenen betere resultaten behalen. Variatie en het toepassen van exposure in verschillende contexten helpt bovendien om de opgedane leerervaringen te versterken.

Tot slot riep ze therapeuten op om te blijven zoeken naar maximale mismatch tussen verwachting en werkelijkheid tijdens exposure, om de angst zo effectief mogelijk te reduceren.

Deze inzichten tonen aan dat exposure-therapie, hoewel eenvoudig in theorie, in de praktijk complex kan zijn. Het vraagt om zorgvuldige afstemming en creativiteit van de therapeut, maar biedt ook een krachtig instrument om patiënten te helpen hun angst te overwinnen.

Kijk de webinar terug op het YouTube-kanaal van NedKAD

Bron: nedkad.nl 

Dit bericht is 1040 keer gelezen.

Redactie:

This website uses cookies.