14 november 2019 – ‘Emotionele incontinentie’ hebben neurologen het huilen van patiënten wel eens genoemd. ‘Huil’professor Ad Vingerhoets stelt dat tranen lang het stiefkindje van de moderne wetenschap zijn geweest.
Ten onrechte, en hij zorgde voor de emancipatie van de traan, met zijn onderzoek dat onder meer liet zien dat mannen in alle culturen minder huilen dan vrouwen, dat er het meest gehuild wordt tussen 6 en 11 ’s avonds, dat alle soorten muziek tranen kunnen trekken, maar vooral alles te maken heeft met gehechtheid aan bepaalde personen. Kern van de traan: het gevoel van machteloosheid. Doel van huilen: sociale verbinding. In dit interview blikt Vingerhoets terug op 3 decennia onderzoek over huilen. 8 November j.l. nam hij afscheid.
Vingerhoets (1953) raakte als medische psycholoog en gedragswetenschapper in de ban van de traan toen hij met studenten in 1987 een ‘bescheiden onderzoekje’ deed naar de vraag of huilen gezond is en oplucht. ‘Het was al snel duidelijk, er was 0 verband.’ (lacht) ‘In die tijd las ik ook Charles Darwin die stelde dat tranen geen enkel doel hebben. En er gebeurde nog iets: ik had zitten huilen bij het kijken naar een B film en vroeg me af, wat gebeurt er met me? Dienen die tranen echt nergens toe?’
Verlating, heimwee en liefdesverdriet
Naarmate hij zich meer in het onderwerp ging verdiepen, viel hem op dat er zo weinig wetenschappelijke studies over dit thema zijn verricht. Sterker nog, op huilen wordt neergekeken, er wordt meewarig over gepraat, het werkt op de lachspieren. Nog steeds hoort hij na een lezing wel eens: Goh, dat je daar zoveel over kunt vertellen! ‘De reden dat tranen een ondergeschoven kindje zijn in de wetenschap, komt denk ik voort uit de aandacht voor de emotie, maar niet zozeer voor wat gezien wordt als de symptomen ervan; je gaat ook geen onderzoek doen naar vlinders in de buik, of klotsende oksels. Maar huilen is juist wel interessant, het is een uiting van machteloosheid dat meestal voortkomt uit verlies of verlating, heimwee en liefdesverdriet. En een vorm van gedrag dat beïnvloed wordt door cultuur.’
Goed om te weten, de wenselijkheid van huilen in het openbaar gaat met golfbewegingen, volgens Vingerhoets zitten we nu in een periode waarin tranen plengen meer is geaccepteerd, we huilen meer dan vroeger. ‘In 1981 interviewde Jaap van Meekren minister Hans Wiegel die net zijn vrouw had verloren. Dat was de eerste keer dat er in functie werd gehuild op tv. Van Meekren vond het zelf verschrikkelijk. En dan te bedenken dat we tegenwoordig inzoomen op tranen, ook al heeft dit ook weer een afbreuk risico.’
Krokodillentranen bestaan waarschijnlijk niet
Vingerhoets onderzocht daarna vele aspecten van huilen die hij bundelde in een publicatie in 2013 bij Oxford University press, Why only humans weep. Unravelling the mysteries of tears. ‘Alles wat ik kon vinden over tranen en huilen staat daarin: over het feit dat mannen minder huilen dan vrouwen, over dat er in de puberteit meer wordt gehuild, over krokodillentranen (die waarschijnlijk niet bestaan), over kunstschilders die weliswaar veel huilende mensen schilderden, maar bijna nooit de tranen, en dat alles bekeken vanuit de psychologische wetenschap.’
Al snel werd Vingerhoets wereldwijd de expert op het gebied van huilen. Hij publiceerde meer dan 400 artikelen in internationale vaktijdschriften en was auteur of redacteur van 19 boeken. Hij studeerde psychologie aan Tilburg University waar hij ook promoveerde. In 1993 verbond hij zich definitief aan onze universiteit, in 2000 werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar Gezondheidspsychologie, wat later werd omgezet tot de leerstoel Emoties en Welbevinden. Hij hecht veel waarde aan de brede verspreiding van kennis onder een groot publiek, maar breekt ook een lans voor fundamenteel onderzoek.
Huilen om altruisme, trouw en solidariteit
Ondanks zijn afscheid heeft Vingerhoets nog wat onderzoeken ‘op zijn verlanglijstje staan’ en hij mag zijn kamer aanhouden. Zoals de achtergrond van krokodillentranen. En tranen als moreel kompas: ‘Naast negatieve associaties rond huilen, van zwakte, sentimentaliteit, zijn er dus positieve.
Mensen kunnen huilen als ze blijken van solidariteit zien, van altruïsme en trouw, dat zijn belangrijke maatschappelijke waarden. Huilende mensen zien we als eerlijker, warmer, betrouwbaarder. Maar klopt dat wel? Zijn zij echt geneigd meer prosociaal gedrag te vertonen, meer aan goede doelen te doen bijvoorbeeld? En vinden zij allerlei vormen van a-sociaal gedrag meer verwerpelijk en keuren dat sterker af dan anderen? Zegt de huilfrequentie iets over je morele karakter?’
Internationaal onderzoek
Ook maakt hij deel uit van een wereldwijd onderzoek naar de vraag of de reacties op huilende mensen (zowel in positieve als negatieve situaties) een algemeen en universeel gegeven is en of de etniciteit van de huiler daarbij nog een rol speelt (ingroup – outgroup). ‘We vonden al dat mannen in Afrika ongeveer net zoveel huilen als de vrouwen. En we weten ook dat er Scandinavië meer wordt gehuild dan in zuidelijk Europa. Op al die verschijnselen kunnen we dieper in gaan.’
Hij ziet met voldoening de spin-off van enkele van zijn onderzoeken; mogelijk wordt er een methode ontwikkeld om de primaire reactie van huilen te registreren als objectieve indicator van empathie, via machine learning, AI. ‘Ook kan mijn onderzoek helpen bij het mogelijk constateren van stoornissen in de emotionele ontwikkeling van bijvoorbeeld pubers. In die tijd gaan kinderen over van een egocentrische fase naar een die meer op anderen is gericht en daar komt empathie bij kijken. Dan krijg je meer huilpartijen om het leed van anderen. Nu ben ik bezig met een forensisch psycholoog om te proberen afwijkend huilgedrag op te sporen in een vroeg stadium.’
Prof. Ad Vingerhoets nam op 8 november afscheid in de aula van de universiteit.
Bron. tilburguniversity.edu
Dit bericht is 4644 keer gelezen.