23 februari 2022 – ‘Voor veel mensen stond het leven stil; exposure-therapie maakte echt verschil.’ Zo vertelt promovendus Chris Hoeboer onder de indruk. In zijn promotieonderzoek nam de jonge, Leidse promovendus de effectiviteit van drie varianten van exposure-therapie onder de loep. Dit is een vorm van cognitieve gedragstherapie voor PTSS na kindermishandeling. Aan ons de eer om hem een aantal vragen te stellen over zijn studie.
Om gelijk af te trappen: waar richt uw onderzoek zich precies op? ‘Ik onderzocht in welke mate exposure-therapie mensen met PTSS ten gevolge van kindermishandeling helpt’, legt Hoeboer uit. Het gaat dan om volwassenen die in hun vroege jeugd een heftig trauma hebben meegemaakt: seksueel misbruik of fysiek geweld. Vaak spelen er bij deze mensen naast de PTSS nog meer problemen zoals: emotie-regulatieproblemen, depressie, angsten en persoonlijkheidsstoornissen. Kortom, er is vaak veel aan de hand.’
Hoe ziet de behandeling voor hen eruit?
Hoeboer: ‘De richtlijn behandeling voor PTSS is EMDR of traumagerichte cognitieve gedragstherapie zoals exposure-therapie, maar in het veld is er niet zoveel bekend over traumagericht behandelen van deze groep patiënten. Therapeuten werken vaak om de trauma’s heen, omdat ze bang zijn dat patiënten juist meer last krijgen van hun klachten als ze met het jeugdtrauma worden geconfronteerd. Hierdoor lopen sommige patiënten al ruim 15 jaar rond met ernstige PTSS.’ Hoeboer vertelt dat mensen soms wanhopig zijn: “Dit is het laatste wat ik qua therapie probeer. Dit is mijn laatste strohalm”, hoorde hij deelnemers aan het onderzoek zeggen. Sommige denken ook dat ze niet geholpen kunnen worden. Het leeuwendeel van de 149 deelnemers vond het dan ook spannend om mee te doen.’
Opzet onderzoek
De deelnemers werden ingedeeld in drie groepen en kregen één variant van exposure-therapie, langdurige en herhaalde (denkbeeldige) blootstelling aan de herinnering. De ene groep kreeg de standaardvorm, met één sessie per week, een andere groep kreeg een extra intensieve variant met drie sessies exposure-therapie per week. Het idee achter intensieve exposure-therapie bij deze populatie is dat mensen zoveel last hebben van de PTSS-klachten, dat iemand daar zo snel mogelijk vanaf helpen heel belangrijk is. Hoe eerder iemand verlichting heeft van de klachten, hoe beter.
Gefaseerde exposure-therapie
De derde groep kreeg een “gefaseerde” variant. ‘Deze laatste variant is speciaal ontwikkeld voor mensen met PTSS na kindermishandeling’, vertelt Hoeboer. ‘Zij krijgen eerst acht sessies waarin ze vaardigheden aanleren om beter met de emoties om te gaan die tijdens de exposure-therapie opkomen. Hierdoor komt er eerst een focus op bijkomende klachten. Daarna volgde dan de exposure-therapie, met het idee dat ze die vervolgens beter aankunnen.’
Waren de behandelingen effectief?
‘Alle drie de behandelingen waren heel effectief, zonder significante verschillen tussen de behandelingen’, stelt de onderzoeker. ‘De PTSS-klachten maar ook bijkomende klachten zoals de emotie-regulatieproblemen, interpersoonlijke problemen en het zelfbeeld verbeterden aanzienlijk bij alledrie de therapievormen. Bij de intensieve therapie hadden mensen na vier weken al een enorme afname in de klachten. Bij de eerste paar sessies zag je dat er mensen niet alleen durfde te komen en werden gebracht. En bij de laatste sessies zag je ze dan zelf komen. Echt mooi om de impact van de therapie zo snel te zien!
Ongeveer 60% van de deelnemers kwam helemaal van de PTSS af en nog eens 15% heeft er echt baat bij gehad. Een kwart merkte helaas geen relevante klachtenafname. Het blijft dus belangrijk om voor die mensen te kijken hoe we de behandeling verder kunnen verbeteren. Een manier om dit te bereiken zou personalisatie van de behandeling kunnen zijn.’
Kunnen we behandeling nog personaliseren?
‘Kunnen we mensen op basis van hun klachten voorafgaand aan de behandeling misschien indelen bij de behandeling die de meeste kans heeft om te werken? Op deze vraag hebben we Machine Learning losgelaten. We vonden bijvoorbeeld dat mensen met meer emotie-regulatieproblemen minder profiteerden van de gefaseerde behandeling en dat mensen met meer depressieve klachten minder profijt hadden van de standaard en intensieve exposure-behandelingen. Wanneer we achteraf bekeken of mensen op basis van dit soort kenmerken hun ‘voorkeurstherapie’ hadden gekregen, profiteerden ze meer van de behandeling dan mensen die in waren gedeeld in de ‘suboptimale’ therapievorm. Interessante bevindingen, maar met deze conclusies moeten we voorzichtig omgaan. Het is aan toekomstige onderzoekers om deze resultaten te repliceren in een volledig gerandomiseerde studie.’
Kosteneffectiviteit
De drie exposure-behandelingen bleken dus even effectief. Dit betekent dat het belangrijk is dat het bekend wordt dat ook mensen met PTSS door kindermishandeling exposure-therapie moeten krijgen. Hoeboer: ‘Het is echt zonde als mensen geen therapie krijgen en daardoor jarenlang met deze klachten lopen terwijl ze er met enkele weken therapie vanaf kunnen komen’. Alleen voor wat betreft de kosteneffectiviteit is de onderzoekswereld er nog niet over uit. ‘Dat zijn we nu aan het uitzoeken. We dachten dat de twee innovaties minder zouden kosten en meer opleveren, onder andere omdat ze allebei iets minder tijd kosten dan de standaard exposure-therapie conditie. We zagen echter dat veel mensen eerder klaar waren met de standaard exposure-behandeling. Dus het gaat erom spannen. Over een paar maanden publiceren we een artikel hierover.’
Chris Hoeboer en proefschrift
Chris Hoeboer voerde zijn promotieonderzoek uit bij PsyQ en werkte daarbij nauw samen met collega-onderzoeker Daniëlle Oprel. Zijn proefschrift draagt de titel ‘Choosing the right track: improving PTSD treatment outcomes for patients with childhood abuse-related posttraumatic stress disorder.’
Bron: nedkad.nl
Dit bericht is 2888 keer gelezen.