14 september 2024 – De rechter temporopariëtale junctie (rTPJ) speelt een belangrijke rol in hoe wij de pijn van anderen waarnemen en begrijpen. Wanneer je iemand van zijn fiets ziet vallen, kun je zelf de pijn van die persoon voelen. Menselijke empathie kan worden omschreven de vaardigheid om je in te leven in een situatie en gevoelens van een ander. Empathie is cruciaal voor ons dagelijkse sociale interacties en een fundamenteel onderdeel van sociale intelligentie.
Onderzoek maakt doorgaans onderscheid tussen twee vormen van empathie: cognitieve empathie (wanneer je begrijpt wat iemand anders voelt) en emotionele empathie (wanneer je daadwerkelijk voelt wat iemand anders voelt). Cognitieve en emotionele empathie lijken via andere routes te lopen in ons brein.
“Wat ons intrigeerde”, legt professor Christian Keysers, een van de senior auteurs van de studie, uit, “is hoe deze twee soorten empathie elkaar beïnvloeden. Wat je weet kan namelijk beïnvloeden wat je voelt, en andersom. Als ik bijvoorbeeld een voetbalwedstrijd kijk en weet dat een speler zich altijd aanstelt om de scheidsrechter te beïnvloeden, dan heb ik minder medelijden als hij van de pijn over de grond rolt. Aan de andere kant weet ik dat mijn vrouw haar pijn niet gemakkelijk toont, dus als ik zie dat ze pijn heeft, voel ik dat sterker. Hoe werkt dat in de hersenen?”
Een belangrijk schakel in cognitieve empathie is de rechter temporopariëtale junctie (rTPJ). We weten dat dit gebied actief is wanneer iemand empathie toont, maar hoe weten we of het gebied echt nodig is en een rol speelt bij het beïnvloeden van wat we voelen op basis van wat we weten over iemands neiging om pijn te tonen of te verbergen?
Het stilleggen van de hersenen
Om deze vraag te onderzoeken, gebruikten Helena Hartmann en haar collega’s van de groep van Christian Keysers en Valeria Gazzola een methode genaamd ‘repetitieve Transcraniële Magnetische Stimulatie’ (rTMS). Hartmann legt uit: “Met deze techniek kun je tijdelijk een specifiek deel van de hersenen stilleggen. Je verstoort de activiteit in een bepaald gebied voor een korte tijd om te zien wat er gebeurt met het gedrag van mensen. Hierdoor kunnen we direct oorzaak en gevolg vaststellen.”
“We vroegen mensen om video’s te bekijken van een vrouw die verschillende levels van pijn ervaart. De actrice kreeg elektrische schokken op haar hand en in de video was te zien hoe ze deze schokken ontving. Het enige dat de deelnemers moesten doen, was de pijn beoordelen die ze dachten dat de actrice voelde. In de helft van de gevallen werd het gebied betrokken bij cognitieve empathie onderdrukt door de rTMS-stimulatie terwijl ze deze video keken, en in de andere helft ontvingen de deelnemers een nep-stimulatie.”
Onderdrukte versus open emoties
“Om te onderzoeken of de rTPJ daadwerkelijk kan veranderen wat je voelt op basis van wat je weet, vertelden we de deelnemers dat de actrice haar pijn vrijuit toonde en andere keren kregen ze juist te horen dat de actrice haar pijn onderdrukte. Het blijkt dat de stimulatie zowel de empathische perceptie van de pijn van anderen als hun reactietijd beïnvloedde.”
“Met actieve stimulatie waren de deelnemers minder empathisch. Dit betekent dat wanneer ze een pijnlijke gezichtsuitdrukking zagen, ze dit met hun verstoorde rTPJ minder goed konder inschatten en dachten dat ze minder pijn hadden dan de werkelijkheid was. Bovendien zorgde actieve stimulatie ervoor dat deze deelnemers langzamer waren bij openlijk getoonde emoties en sneller bij video’s van onderdrukte emoties. Dit ondersteunt het idee dat dit hersengebied een rol speelt in de snelheid waarmee mensen sociale oordelen vellen.”
Deze studie toont aan dat de rTPJ belangrijk is voor hoe we de pijn van anderen waarnemen en begrijpen. Dit zou een interessant doel kunnen zijn voor de behandeling van mensen met minder empathisch vermogen. Hartmann concludeert: “Stimulatie van dit gebied of het trainen van mensen om dit gebied efficiënter te gebruiken, zou hen mogelijk kunnen helpen om empathischer te zijn, maar we moeten meer onderzoek doen om precies te ontdekken hoe we dit doel kunnen bereiken.”
Bron: Social Cognitive & Affective Neuroscience / / herseninstituut.nl
Dit bericht is 1162 keer gelezen.